EN NL
Paar Zilveren Zoutvaten

Paar Zilveren Zoutvaten

Jacob J. Roosjen, SRI

PAAR ZILVEREN ZOUTVATEN

Meesterteken vis, niet geïdentificeerd (Bree 637), Middelburg, jaarletter A (1713

158 gram; 8,5 cm hoog; 9,7 cm diameter voet

Beide zoutvaten zijn gegraveerd met de initialen M-M-I-H onder de voetrand. Volledig gekeurd onder op de voetrand en voorzien van trembleersteken. Tevens met het herkeur van 1795 voor Zierikzee.

In de zeventiende eeuw was een groot zoutvat het pronkstuk op tafel, terwijl het in de loop van de achttiende eeuw kleiner en eenvoudiger uitgevoerd werd, doorgaans in grotere aantallen voorkomend, verspreid over de tafel. Dit heeft te maken met het feit dat zout minder kostbaar werd in de loop van de achttiende eeuw.

De diabolo vorm en de florale versiering zijn kenmerkend in de tweede helft van de zeventiende eeuw. In de eerste helft van de achttiende eeuw werden dergelijke zoutvaten eveneens vervaardigd, met name in Haarlem en Middelburg, waar de zilversmeden zoutvaten vervaardigden naar bestaande zeventiende eeuw modellen.

Bloemstijl in de Gouden Eeuw

Door de aanvoer van exotische gewassen kreeg men in de zeventiende eeuw in de Lage Landen kennis van en appreciatie voor bloemsoorten, die wij nu als typisch Nederlands beschouwen. De liefde voor de tulp ging zelfs zo ver dat er een ware tulpenmanie ontstond, waarbij aanzienlijke bedragen geboden werden voor een enkele tulpenbol.

Aan de universiteiten werd het vak botanie onderwezen, waarvan de Hortus Botanicus in diverse steden nog een tastbaar overblijfsel is. Ook rijke kooplieden gingen op hun buitens experimenteren met het kweken van bijzondere bloemen en planten. Zo werd Agnes Block, voormalig bewoonsters van de buitenplaats “Vijverhof” in Breukelen, als de Bataafse Flora, geroemd en bezongen door dichter Joost van den Vondel.

Op het gebied van de schilderkunst gingen sommige schilders zich toeleggen op het vervaardigen van bloemstillevens, om zo de vergankelijke en kostbare soorten te vereeuwigen voor de opdrachtgevers. Rond het midden van de zeventiende eeuw begonnen ook zilversmeden bloemversieringen te drijven in door hen vervaardigde zilveren voorwerpen. Dikwijls werden door deze meesters met nauwkeurige precisie d.m.v. een ciseleerhamer diverse soorten bloemen, bloemknoppen en bladwerk aangebracht, naar voorbeelden op schilderijen, tekeningen of grafiek. Deze zogenoemde ‘bloemstijl’ in zilver beleefde zijn hoogtepunt rond 1680 en liep door tot het einde van de zeventiende eeuw.

De Middelburgse zilversmid met het meesterteken ‘vis’ is tot nu toe nog niet geïdentificeerd. Wel zijn er enkele werken van hem bekend, waarop zijn meesterteken staat afgeslagen. Een mooie zilveren lepel, gegraveerd met het stadswapen van Leiden, vervaardigd in 1722 door deze meester bevindt zich in de collectie van Museum De Lakenhal in Leiden. [1] Verder zijn nog een vork en lepel bekend uit 1737, gegraveerd met het wapen van het St Sebastiaansgilde te Veere. [2]

Herkomst:

-Particuliere collectie, Nederland

Vergelijkende literatuur:

-J. De Bree, Zeeuws zilver, Schiedam, 1978

[1] Museum de Lakenhal, Inv. nr. 163

[2] Bree 1978, p. 153, nr. 637